Vorige week belde mevrouw Stift. Zij vertelde dat ze met haar man en twee kleine kinderen begin vorige winter verhuisd waren naar een heerlijk huis. Eén van de belangrijkste redenen om dit huis te kopen was de locatie, de buurt en een groot grasveld met wat speeltoestellen voor de deur. Er staan ook wat bankjes en gedurende de winter zag ze geregeld mensen uit het bejaardenhuis om de hoek even uitrusten op weg naar de buurtsuper. Doordat het leven zich in de winter meer binnenshuis afspeelt had ze nog niet veel contact in de buurt, alleen soms een praatje in de voortuin met haar naaste buren. Zij hebben al grotere kinderen, maar zo’n praatje was best gezellig.
Het probleem begon onlangs toen het mooier weer werd. De kinderen speelden heerlijk in het speeltuintje en zij had prima zicht op wat ze uitvoerden.
Op een bepaald moment zag ze kleine zakjes op de grond bij de schommels. Ze bracht het ter sprake bij de buurvrouw, maar die haalde haar schouders op en wist het verder ook niet. Maar gisteravond was haar kleintje binnen gekomen met een injectienaald. Vanmorgen was ze gaan praten met andere buren en zij wisten te vertellen dat er een stuk verderop een soort inrichting zat voor drugsverslaafden en TBS’ers. Mevrouw Stift had hier wel vaag iets over gehoord toen ze het huis kochten, maar had begrepen dat dit een gesloten inrichting was. Die TBS’ers zouden toch niet zomaar in de buurt rondlopen? En horen zij niet ver van de bewoonde wereld te zitten?
Wat nu? Ze was erg geschrokken van die injectienaald en snapte inmiddels dat de groene restantjes in de zakjes drugs waren en die spuit zal echt niet van iemand met diabetes zijn. En het feit dat er drugsspullen in de speeltuin lagen, dat is toch niet normaal? Haar beide buren leken het geen probleem te vinden, maar ja, zij hadden geen kleine kinderen thuis. Mevrouw Stift ging al aan zichzelf twijfelen. Ze was opgelucht dat ze haar verhaal kon doen en blij te horen dat onze adviseur het met haar eens was dat dit geen wenselijke situatie is.
Ons advies was om contact op te nemen met die inrichting. Dat durfde ze in eerste instantie niet aan, want wie weet wat voor enge figuren ze daar aan zou treffen. Of wat als iemand hoorde dat zij degene was die kwam klagen. Bovendien wist ze helemaal niet zeker of het van hen kwam. Uiteindelijk besloot ze dat ze wel kon bellen om eens te informeren.
Vandaag belde mevrouw Stift terug. Ze had telefonisch contact gezocht en de directeur aan de lijn gekregen. Hij had haar uitgelegd dat de TBS-afdeling inderdaad gesloten was, maar dat ze ook een afdeling hebben waar drugs en/of alcohol verslaafden verblijven. Zij zijn herstellende en doordat ze weer in de maatschappij moeten gaan functioneren is deze plaatsing een soort tussenstation, naar de ‘gewone’ samenleving. Zij gaan dus wel naar buiten, bijvoorbeeld naar de winkel in de buurt. Maar er gelden strenge regels voor overlast veroorzaken in de buurt. Als mevrouw weer iets aantreft mag ze bellen, dan zal de instelling direct maatregelen treffen om de overlast op te lossen. Dit is al jaren beleid en er is ooit een brief hierover naar alle omwonenden gestuurd. De laatste jaren is het rustig geweest, maar het kan geen kwaad om deze brief nog eens naar alle bewoners te sturen, aldus de directeur.
Mevrouw Stift is blij met deze handreiking van de inrichting. Ze wil zelf graag in dit huis blijven wonen en de kliniek is niet zomaar verplaatst. Zo doen beide partijen hun best voor een prettige woonomgeving.
Soms blijkt de oplossing best simpel, je moet er alleen opkomen en soms lukt dat niet alléén.
Namen, leeftijden, gezins- woon- en andere omstandigheden zijn om de privacy van de betrokkenen maximaal te waarborgen zodanig gewijzigd dat herkenning niet mogelijk is.